Tijdens de reis van Amsterdam naar Vlissingen maken De Ruyter en Rembrandt een tussenstop in een herberg. Rembrandt krijgt mot met de plaatselijke bevolking als hij met de serveerster aanpapt. De Ruyter redt hem van een pak slaag. Daarna gaan ze samen in één bed.
17. NACHT, BINNEN, HERBERG, SLAAPKAMER
De Ruyter en Rembrandt maken zich klaar om te gaan slapen. Rembrandt springt in bed en begint te stuiteren. De Ruyter knielt voor het bed en slaat de bijbel open. Rembrandt trekt een olijk gezicht.
REMBRANDT
Toe, nog één verhaaltje.
De Ruyter kijkt hem misprijzend aan en begint te lezen.
DE RUYTER
Mattheüs 13: En te dien dage Jezus, uit het huis gegaan zijnde, zat bij de zee. En tot Hem vergaderden vele scharen, zodat Hij in een schip ging en nederzat, en al de schare stond op den oever.
Hij kijkt naar Rembrandt die volop ligt te snurken. De Ruyter klimt in het bed, legt zijn hoofd op het kussen en doet zijn ogen dicht.
Zwart.
De haan kraait en De Ruyter doet zijn ogen weer open. Hij draait zich om. Daar ligt Rembrandt met de serveerster.
Ik weet niet of deze bedscène het schrapproces gaat overleven.